Asfaltcentrales in beeld
In Nederland zijn 29 asfaltcentrales in bedrijf. Vaak is een aannemer of een combinatie van aannemers de eigenaar van de centrale. Over 19 van de asfaltcentrales zijn het afgelopen jaar klachten binnengekomen over geur en de uitstoot van gevaarlijke stoffen.
Heeft u vragen over dit dossier?
Neem per e-mail contact met ons op als u vragen heeft over dit dossier.
Verreweg de meeste klachten gaan over geur, en een beperkt aantal klachten over de luchtkwaliteit. De omgevingsdiensten houden toezicht op naleving van de voorschriften uit de vergunning voor geur en de uitstoot van gevaarlijke stoffen uit andere wet- en regelgeving. Soms gaat de gemeente, soms de provincie over de vergunning. Zij zijn het bevoegd gezag, zoals dat heet. De omgevingsdiensten werken in opdracht van dit bevoegd gezag.
Onderzoek
Omgevingsdienst NL (ODNL), de vereniging van de 29 omgevingsdiensten, heeft een inventarisatie uitgevoerd naar de uitstoot van benzeen en PAK bij asfaltcentrales. Dat zijn zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) Aanleiding voor het onderzoek van ODNL zijn de zorgen bij omwonenden na berichtgeving in de media. Het onderzoek van ODNL bestaat uit twee fases. De eerste fase is een inventarisatie met als doel een beeld te krijgen van de omvang van de problemen bij de asfaltcentrales en verkennen van mogelijke oplossingen. In fase 2 worden deze verder uitgewerkt.
Inventarisatie
Negen van de 29 asfaltcentrales voldoen aan emissiegrenswaarden voor benzeen en PAK. Bij twaalf van de centrales wordt de norm voor benzeen overschreden. Bij twee asfaltcentrales is de uitstoot van benzeen niet bekend. PAK is nog niet bij alle centrales gemeten. Van de 19 centrales waar de meetresultaten van bekend zijn, wordt bij acht de norm overschreden. Op leefniveau voldoen de centrales wel aan de luchtkwaliteitseisen voor benzeen en benzo(a)pyreen. Van een direct risico voor de gezondheid in de omgeving van deze centrales is geen sprake.
Oplossingsrichtingen
Het resultaat van de verkenning van oplossingsrichtingen is een adviesdocument, zodat de omgevingsdiensten voortaan op dezelfde manier vergunningen verlenen, toezicht houden en handhaven in geval van overtredingen. Wat in ieder geval wordt uitgewerkt is de manier van meten, het aantal keren dat gemeten wordt en onder welke omstandigheden de meting representatief is.
Techniek en maatwerk
Het bevoegd gezag kan de centrales altijd verplichten om de best beschikbare techniek (BBT) te gebruiken om de uitstoot te verlagen. Als gemeente of provincie om een goede reden tijdelijk wil kunnen afwijken van de normen, dan kunnen zij dat vastleggen in maatwerkvoorschriften. Dat geeft een asfaltcentrale tijd om aanpassingen in bedrijf door te voeren.
Activiteitenbesluit
Tot 2016 zijn de eisen voor uitstoot door asfaltcentrales vastgelegd in de Nederlandse Emissie Richtlijn (NER) Lucht. De centrales zijn verplicht jaarlijks zelf geur, stof, stikstofoxide (NOx), zwaveldioxide (SO2) en het totaal aan koolwaterstoffen te meten. Voor PAK zijn eisen, maar als een asfaltcentrale voldoet aan een zogenoemde erkende maatregel (BRL9320) hoeft voor PAK niet te worden gemeten.
Met de invoering van de het Activiteitenbesluit op 1 januari 2016 gelden ook eisen voor stoffen, die niet nader zijn genoemd. Het Activiteitenbesluit is een vangnetbesluit. Met de invoering van het Activiteitenbesluit zijn strengere eisen voor Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en benzeen van kracht. De eisen voor de uitstoot van benzeen zijn in relatief korte tijd aangescherpt van 5 milligram /Nm3 naar 2,5 (in de NER) naar 1 milligram/Nm3 in het Activiteitenbesluit. Voor naftaleen, een van de acht PAK-verbindingen waaraan getoetst dient te worden, is de eis in 2019 een factor 100 verlaagd.
Europese regelgeving
De basis voor de Nederlandse wetten en besluiten is Europese regelgeving. Daarin worden eisen gesteld aan de concentratie van gevaarlijke stoffen op leefniveau: dat is 1,5 meter boven maaiveld. Deze eisen zijn door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vertaald naar eisen voor de uitstoot van stoffen uit de schoorsteen en zijn in het Activiteitenbesluit vastgelegd. Het gaat dan om concentraties van stoffen gemeten in de schoorsteen.
Eisen en normen
Voor benzeen geldt op leefniveau een eis van de Europese streefwaarde van 5 microgram/m3 en een verwaarloosbaar risico van 1 microgram/m3. Benzeen is een vluchtige stof en komt in dampvorm vrij uit de schoorsteen van asfaltcentrales. Benzeen is om die reden een zogenoemde ‘minimalisatie verplichte stof (MVP2)’. Dat wil zeggen dat de eigenaren alles moeten doen om zo min mogelijk benzeen uit te stoten. In het Activiteitenbesluit is vastgelegd dat de uitstoot van benzeen bij asfaltcentrales niet meer dan 1 milligram/m3 mag zijn.
Toezicht en handhaving
Wat kunnen de omgevingsdiensten doen als sprake is van een overtreding? Dan wordt de asfaltcentrale aangeschreven en krijgt de centrale de tijd om de overtreding op te lossen, mits blijkt dat de concentraties te hoog zijn en er serieuze risico’s voor mens en milieu zijn. Dan kan een centrale per direct stil gelegd worden.
Verder kan het bevoegd gezag (gemeente of provincie) de centrale tijdelijk een verhoging van de eis toewijzen. Dat heet een maatwerkvoorschrift. Het bedrijf is dan verplicht onderzoek te doen naar het voorkomen en minimaliseren van de uitstoot. Deze optie kan pas als is vastgesteld dat de concentraties op leefniveau beneden de eisen voor het verwaarloosbaar risico liggen.